In het artikel ‘’PRIIPS en MIFID II: over rendement en kosten vanuit het perspectief van de retail-belegger’’ geeft Esther Mennens, consultant bij Charco en Dique, samen met Randy Pattiselanno een overzicht van de verschillende wettelijke vereisten waaraan verstrekte informatie moet voldoen. Ook werpen zij een kritische blik op de inconsequenties als gevolg van de versnipperde regelgeving. Hieronder treft u een samenvatting aan van het artikel.
Informatie over in het verleden behaalde resultaten
Voor beleggers kan het interessant zijn om te zien welke resultaten financiële instrumenten in het verleden hebben behaald. Voor beleggingsfondsen is deze informatie terug te vinden in de essentiële beleggingsinformatie (‘EBI’). De EBI moet door een beheerder van een beleggingsfonds op grond van UCITS verplicht opgesteld worden. Echter verstrekken beleggingsondernemingen zelf ook vaak informatie over de resultaten die een beleggingsfonds of ander financieel instrument in het verleden hebben behaald. Als zij dit doen hoeven zijn niet aan UCITS te voldoen, maar aan de regel uit MiFID II. Helaas is de manier waarop de resultaten uit het verleden gepresenteerd moeten worden onder UCITS en MiFID II niet hetzelfde. Hierdoor kan een belegger voor hetzelfde beleggingsfonds verschillende in het verleden behaalde resultaten voorgeschoteld krijgen, zonder dat de verschillen worden toegelicht. Dit kan tot verwarring leiden.
Informatie over toekomstig rendement
Naast informatie over resultaten die in het verleden zijn behaald, zal een belegger ook geïnteresseerd zijn in potentieel toekomstig rendement. De belegger kan deze informatie voor alle PRIIPs-producten terugvinden in het essentiële informatiedocument (‘EID’). Ontwikkelaars van PRIIPs zijn verplicht om dit document op te stellen als het product aan particulieren beleggers wordt verkocht.
De PRIIPS-verordening schrijft exact voor welke scenario’s opgenomen moeten worden en hoe de waardes berekend moeten worden. Voor de meeste producten geldt dat er gekeken moet worden naar de cijfers van de laatste vijf jaar. Ook hier stellen beleggingsondernemingen vaak zelf prestatiescenario’s op. Deze moeten voldoen aan de eisen uit MiFID II. De eisen geven veel vrijheid om het aantal scenario’s en de manier waarop de cijfers worden berekend te bepalen. Echter geeft MiFID II wel aan dat er terughoudend moet worden omgegaan met het gebruik van cijfers uit het verleden om toekomstige resultaten te berekenen. Het vreemde is dat de PRIIPs ontwikkelaar juist cijfers uit het verleden moet gebruiken. Hierdoor is het heel goed mogelijk dat de klant voor hetzelfde producten verschillende toekomstige potentiële rendementen voorgespiegeld krijgt. Dit is uiteraard niet wenselijk.
Informatie over kosten
Ten slotte wil een particuliere belegger uiteraard weten wat de kosten van een belegging zijn. Zowel MiFID II als de PRIIPs-verordening vereisen dat de klant inzicht in de kosten krijgt. Bij MiFID II gaat het om zowel de kosten van de dienstverlening als de kosten van de beleggingsproducten, terwijl het bij PRIIPs logischerwijs alleen om de kosten van het product gaat. In theorie zou dit geen problemen moeten opleveren. De productkosten die in het EID worden weergegeven zouden immers één op één overgenomen kunnen worden door de beleggingsonderneming om de productkosten onder MiFID II te laten zien. Echter, bepaalde kosten die PRIIPs ziet als productkosten, worden door de AFM als kosten van dienstverlening gezien. Als de kosten uit de EID één op één worden overgenomen bestaat de kans dat de klant bepaalde kosten dubbel ziet, terwijl deze niet dubbel in rekening wordt gebracht. Ten slotte is de presentatie van het effect dat de kosten op het rendement hebben onder PRIIPs en MIFID II verschillend. Ook dit kan vragen oproepen bij de belegger.